Emoties reguleren
Hij was zo leuk, de dwergteckelpup van drie maanden oud rende enthousiast rondjes door de ruimte. Hij maakte al snel contact met mijn been. Verderop trok hij een papier uit de kast, waar hij vervolgens vrolijk mee rond rende. Hij zag er ‘uitdagend’ uit. We waren op zoek naar een hondje en dit was onze eerste kennismaking. Aan mij werd gevraagd om ‘em op te pakken en dat deed ik. Ik hield hem losjes vast en sprak op rustige toon wat lieve woordjes tegen hem. Hij kwam helemaal tot rust, zijn oogjes vielen dicht.
Dit deed me denken aan de ervaringen in ons jonge leven die ons al vroeg hebben gevormd. In het omgaan met gevoelens van bijvoorbeeld angst, verdriet, boosheid. Zonder dat er op die momenten iemand voor ons is, kunnen deze emoties hoog oplopen en leiden tot enorme stress. Als we terug kijken op ons eigen leven: hebben we dan geleerd om onszelf tot rust te brengen als dat nodig is? Wil iemand dat kunnen, dan zal hij dat eerst moeten ervaren bij zijn ouders/opvoeders (we noemen dit co-regulatie). Gaandeweg leert iemand dat dan als het goed is steeds meer zelf (zichzelf kunnen reguleren). Een vaardigheid die we meenemen in de rest van ons leven, als het goed is tenminste. Anders kan het zijn dat dit in ons verdere leven moeilijk blijft en kan dit leiden tot vervelende gevolgen voor onszelf en de mensen om ons heen. Hier ontstaat een basis voor geestelijke gezondheid, met ook veel invloed op onze lichamelijke gezondheid. Gelukkig kunnen we als volwassenene hierin dingen alsnog leren, al kost dit misschien wat meer moeite.
Wandelingen met onze pup leiden soms tot mooie ontmoetingen. Zo kwam ik onlangs op een middag drie kleine meisjes tegen. Ze wilden mijn pup graag aaien. We raakten in gesprek. Een van de meisjes had een pluchen konijn bij zich. Hierover maakte ik een opmerking. Ze vertelde toen dat dit een verdrietige reden had, er was iets naars gebeurd. Daarom had ze -zo bleek- ook zulke rode ogen. Haar konijn van nog geen één jaar oud was deze dag dood gegaan. Nu lag het in een doos, ze zouden het nog gaan cremeren. Met haar moeder zou ze samen een fotoboek gaan maken. Ze had haar vriendinnetjes gebeld en deze vertelden me dat ze door hadden dat het om een noodgeval ging. Daarom hadden ze zo snel mogelijk naar haar toe gefietst, ze hadden er nog pijn van in hun benen. Het ene vriendinnetje vertelde over vier dieren die bij haar en in haar omgeving in korte tijd achter elkaar dood waren gegaan.
Zomaar een ontmoeting. Het verdriet van het meisje met gestorven konijn werd serieus genomen, dit mocht er zijn, ze werd gesteund. Hoe anders gaat het bij kinderen die worden uitgelachen of die negatieve opmerkingen krijgen als ze bijvoorbeeld laten zien dat ze verdrietig zijn. Kinderen die geen verdriet tonen aan hun ouders die het toch al zo moeilijk hebben en die ze niet tot last willen zijn. Kinderen die geen steun of troost krijgen als er iets moeilijks is. Van wie hun boosheid alleen maar afgestraft wordt en waarbij er niet samen onderzocht wordt wat er aan de hand is. Zo’n kind kan bijvoorbeeld leren om verdriet of andere emoties binnen te houden en ontwikkelt niet het vertrouwen dat er hulp of troost mogelijk is. Hoe eenzaam en stressvol is dit. Hoe lastig kan dit later zijn in het volwassen leven als daar verlies en verdriet komt. Ik geloof dat deze drie meiden er wel gaan komen in het leven, met deze waardevolle basis in het omgaan met verlies en verdriet.